Het land in

17 juni 2019 - Sighnaghi, Georgië

Maandag 17 juni. Vandaag gaan we op reis. Het appartement laten we achter voor wat het is. Waar we vanavond slapen zien we vanavond wel. Peter haalt ontbijtje als Odile koffie zet. Na vier weken precies alles te hebben georganiseerd, alles had een eigen plekje op de motor, moppert Peter als zijn rugzak door Odile in gebruik is genomen. Hij kan niets meer terugvinden en gooit dan maar alle technische dingen in een plastic zak en alle kaarten en drank in een andere. Omschakelen dus van alleen reizen naar samen reizen. Van motor naar auto. 

Als alles in de auto zit en ligt gaan we rijden. Hadden we al verteld dat autorijden in Tbilisi "een uitdaging" is? Dat iedereen voorkruipt en inhaalt waar het maar kan en dat strepen op de weg zinloze versiering is?  Kortom, om de stad uit te komen missen we een afslag zodat we een rondje van 2km ofwel 20minuten extra maken. Daarna gaat het vlot en rijden we op de  rode weg naar het oosten. Vreemd is dat geen van onze navigatie systemen de weg van Sagaredzo naar Udabno kennen. Toch is dit de doorgaande gele weg die ook de bussen en busjes en alle andere toeristen rijden. 

Het is voor 50% een keien en rotsen weg, voor 30% een lappendeken en 20% is redelijk goed. Kortom, ons vierwieltje Mitsubishietje Pajerootje doet zijn best. Zo goed zelfs dat we in Udabno, een dorpje van niets maar wel met diverse hostels, hotels (tussen aanhalingstekens) en bars (leeg hok met krat bier) stoppen voor een koffie. Als we weer onderweg zijn bedenkt Peter dat hij eigenlijk wat had moeten eten. Gelukkig zijn er stroopwafels uit Nederland aan boord.

Bij de abdij van Davit Gareji aangekomen wandelen we wat door de in rotsen uitgehouwen ruimtes en kerk en verwonderen ons over het afgelegen bestaan van een paar monniken. Één van die monniken zit overigens gewoon in het airconditioned winkeltje filmpjes te kijken op zijn mobieltje. Buiten staan diverse busjes te wachten op wandelende toeristen, waarvan minimaal vier Hollanders uit Rotterdam of omstreken. Tijd om verder te gaan.

We willen verder naar het westen maar daarvoor moeten we wel de 30 km keien/rotsen/lappendeken/asfaltweg terug. Dat betekent weer een tussenstop in Udabno, nu voor de lunch. Er hangt regen boven Azerbeidzjan, 5 kilometer verderop. Als we weer op de S5 zitten, de doorgaande weg naar het oosten, haalt de regen ons in. Voor sommige bestuurders betekent dit dat ze hun snelheid aanpassen, voor andere niet. Opletten dus. 

In Sighnaghi, een fraai stadje in de bergen, vinden we onderdak bij Lali Moroschkina in haar  mooie kleine Art Hotel. Lali was ooit parlementslid en schrijfster. Twee vriendinnen uit Sotsji zijn over uit Rusland en zitten braaf aan de thee op het terras. Als we ons kamertje ingaan begint het te waaien, zonder airco is dat windje welkom en verkoelend. Maar als we plaatsnemen op het terras en de traditionele ChaCha en kaasplankje aanpakken begint het te stormen. Dan een flits en een klap, de stroom valt uit en de regen stroomt schuin naar beneden. Net op tijd onderdak gevonden, dus, zodoende.

Samen met de twee welbespraakte Russische dames genieten we van het uitzicht, de chacha, de muziek, stukjes kaas. En de regen is na 15 minuten weg. Net als de Chacha en het biertje.

Het avondeten in Signagi was eenvoudig, maar goed genoeg. We waren de enige gasten in het ruime restaurant met de traditionele zware houten tafels en stoelen. De kokkin hield het simpel. En na een korte wandeling zijn we weer terug in ons Art Hotel. Het kamertje is redelijk afgekoeld. Morgen gaan we verder. Het land in.

Foto’s